Skip to main content

Grape (kookpot) met twee oren

uniek nummer: 1160

Om soep, pap of stoofpot te koken werd een aardewerken pot gebruikt. Deze typische bolle pot op drie pootjes heet een grape. Hij werd op de haardvloer gezet tegen de laag met gloeiende kooltjes aan. Je moest de grape steeds even draaien, zodat de inhoud gelijkmatig verhit werd en, niet onbelangrijk, het aardewerk ook. Als de hittebalans in de grape uit evenwicht raakte, met één warme kant en één koude, dan kon de pot knappen en lag je soep in het vuur.

Om het draaien te vergemakkelijken zit er aan een grape altijd minstens één oor. Het rode aardewerk werd gemaakt door pottenbakkers uit Holland en Utrecht van lokale zwarte klei, waarin aardig wat ijzer zat. Tijdens het bakken veranderde daardoor de kleur van zwart naar rood.

Dit soort aardewerk is van zichzelf poreus. Daarom moet het, als je er eten in wilt bereiden, altijd geglazuurd worden. In de middeleeuwen werd hiervoor loodglazuur gebruikt. (Inmiddels weten we dat dit giftig is.) Het glazuur werd aan de binnenzijde en ruim over de rand van de buitenzijde aangebracht. Deze grape is niet geknapt, maar wel gebruikt: de zwarte sporen van het vuur zijn nog zichtbaar.

Materiaal: Keramiek, gedraaid aardewerk met slibdecoratie en loodglazuur

Details

  • materiaal:
    Keramiek
  • periode:
    Middeleeuwen laat (1250 -1500 n. Chr.)
  • datering:
    1300 - 1500 n. Chr.
  • afmetingen:
  • vindplaats:
    Dordrecht, Waag
  • inventarisnummer:
    8601.017.097